studies in bijbelboeken
De Psalmen

Slaapt God?

PSALM 44 In de voorgaande psalmen hebben we stilgestaan bij de heimwee van het volk Israël naar het eigen land, preciezer: naar het huis van God. Dat heimwee werd gevoed door de herinnering aan de goede tijden, die daar beleefd mochten worden. In Psalm 44 beluisteren we een ander deel van hun gebeden, waarin we iets meer ontdekken van de omstandigheden en het innerlijk leven van de van huis en haard verdreven Israëlieten. Het onderwerp van psalm 44 Het is niet op te maken bij welke gebeurtenis deze psalm gemaakt is. Onder bijbeluitleggers worden vele mogelijkheden genoemd, maar er is geen enkele sprake van eenstemmigheid. Onbekendheid met de directe aanleiding is overigens geen belemmering voor het begrijpen en toepassen van het gedeelte. Een korte vergelijking met Deuteronomium 28 maakt duidelijk, dat hier de vervulling van de profetie beschreven staat. Psalm 44 Deuteronomium 28 11 voor de tegenstander hebt Gij ons laten wijken... 25 .. de Here zal u verslagen aan uw vijanden overleveren 11 onze haters hebben naar hartelust geplunderd 31 Uw kleinvee zal aan uw vijanden worden gegeven, zonder dat iemand u te hulp komt. 12 Gij hebt ons overgeleverd als slachtvee .. 32 Uw zonen en dochters zullen aan een ander volk worden overgeleverd. 12 Gij hebt ons... onder de volken verstrooid... 64 De Here zal u verstrooien onder alle natiën... 14 Gij hebt ons gesteld tot... spot en hoon voor wie ons omringen. 37 ... een spotrede onder alle volken 15 Gij hebt ons tot een spreekwoord onder de volken gesteld. 37 ... een spreekwoord... onder alle volken 15 Gij doet de natiën over ons het hoofd schudden 25 ... zodat gij tot een schrikbeeld zult wezen voor alle koninkrijken der aarde... Vanuit Deuteronomium leren we de oorzaak van nationale rampspoed voor de natie Israël kennen: 'het volk' heeft niet geluisterd naar de geboden, die God hun door Mozes gegeven had 1). Met 'het volk' worden echter niet alle individuen van het volk Israël aangeduid. Want juist in de verdrukkingen blijken er te zijn, die, halsstarrig haast, vastbesloten zijn aan de Heer en zijn verbond trouw te blijven 2). Een (grote?) meerderheid van het volk heeft zich door haar leiders laten meevoeren en is een eigen weg gegaan, maar er is een klein overblijfsel, een '7.000-tal' 3 4), dat de meerderheid niet volgt in het kwade. Dit overblijfsel lijdt als de goeden met de kwaden mee. Toch klinkt er geen verwijt aan het afvallige deel van de natie. Zij erkennen, dat God in al hun omstandigheden de hand heeft gehad - in een ver verleden (v. 3,4), maar ook in het heden (v. 23). Ja, juist het feit, dat zij trouw zijn aan de Heer, maakt de vervolging door Gods vijanden des te heviger 5). En dan stijgt hun gebed om verlossing op tot God. Daarbij beroemen zij zich echter niet op hun voortreffelijkheid, maar op Gods goedertierenheid, op zijn genade (v. 23-27). Op grond van die goedheid kunnen zij zelfs al zingen van verlossing. Want God, die in het verleden hun voorvaderen uitredde en leidde, is dezelfde gebleven en zal ook nu het gelovig gebed verhoren (v. 2-9). Toepassingen Hoewel we de historische aanleiding, als die er geweest is, van deze psalm niet kennen, is het niet moeilijk een paar toepassingen te herkennen. * Christus Als geen ander is de Heer Jezus, deel uitmakend van een volk, dat z'n God verliet, trouw gebleven aan de God van Israël. Dat feit op zich al bracht Hem smaad en spot van de zijde der mensen, maar daarbovenop kwam het oordeel van God. Hij identificeerde Zich zo met dit volk (en alle overige mensen), dat Hij het voor hen bestemde oordeel in alle hevigheid heeft moeten ondergaan. Maar bij dit alles bleef Hij volhardend tot God opzien. * De gelovigen De psalm toont, blijkens de aanhaling in het Nieuwe Testament (6), ook iets van de levenservaringen van de gelovigen uit de gemeente van de Heer Jezus. Ook zij weten, wat het is om in een vijandige wereld te leven, vervolgd en aangevochten te worden.Zij kennen ook de tweestrijd die in psalm 44 zo duidelijk naar voren komt: God heeft in het verleden zo wonderlijk geleid en gezorgd - Hij zal dat zeker nog doen. Hij is immers niet veranderd? Toch zijn er zoveel moeiten, toch is er zoveel strijd. Maar met de Korachieten - met Habakuk en vele anderen - zeggen zij ook: en toch... 7 8). * Israël Aannemend dat psalm 44 evenals de psalmen 42/43 en 45 geschreven is in de tijd van de vroegste koningen over Israël, David en Salomo, kunnen we tenminste twee perioden van vervulling aanwijzen: o de tijd van de ballingschap In 586 voor Christus voerde Nebukadnezar, koning van Babel, de bewoners van Juda en Jeruzalem in ballingschap 9). Ruim 100 jaar daarvoor had Salmaneser van Assur de inwoners van Samaria en Israël gevankelijk weggevoerd 10). Beide deportaties hadden dezelfde reden: niet luisteren naar Gods geboden 11 12). Maar er waren in de ballingschap ook Israëlieten, die wel trouw waren aan hun God: mannen als Daniël, Sadrach, Mesach, Abednego, Nehemia. Rechtvaardigen 13), die door de ontrouw van anderen gebukt gingen onder het Godsoordeel. Maar het waren mannen van gebed, uit wier harten de woorden van de psalmen 42 tot en met 44 voortgekomen zouden kunnen zijn 14 15). o b. de tijd van de grote verdrukking Hoewel een deel van het Joodse volk weer in het eigen land woont, is de tijd van de diaspora nog niet ten einde. De tijd van Israëls verdrukkingen zal nog een vreselijk dieptepunt kennen: de grote verdrukking 16). Maar ook in die tijd zijn er die '7.000', die de Heer trouw dienen: 144.000 uit de stammen van Israël en vele anderen 17). Hoewel de verdrukkingen hen niet bespaard worden, volgen zij onvoorwaardelijk hun Meester 18), die tenslotte hun geloof beantwoordt en hen bevrijdt 19).



naar boven